Stel, je wordt uitgenodigd. Zou je dan gaan? Ik in elk geval niet. Ik ben een republikein. En ik zou zelfs niet naar de inauguratie van onze eventuele president gaan. En ik noem onze “koninklijke hoogheden” gewoon meneer en mevrouw.
“Wat jij denkt dat goed is, vind ik niet goed.
Wat ik denk dat goed is, vind jij niet goed.
Zijn we niet beiden maar heel gewone mensen?”precies de een misschien wat geleerder dan de andere . Dus hoge pieten zijn ook gewone mensen . Die naam moeten ze maar veranderen . We zijn allen ,, burgers.
Dit is een citaat van prins Shôtoku uit het tiende artikel van Grondwet in Zeventien Artikelen(1). Het citaat is eigenlijk nog iets langer, hier heb ik vooralsnog het belangrijkste punt opgeschreven.
Ieder mens heeft zijn eigen persoonlijke mening. De jeugd van tegenwoordig verwijt de mensen uit de Meiji-periode(2) dat ze star zijn en niet meer te helpen. De mensen uit de Meiji-periode echter, zeiden: “Het is de jeugd van tegenwoordig die een duw in de rug nodig heeft!” Ieder van ons grijpt naar iets anders.
Daarom vraagt prins Shôtoku: “Denkt niet iedere geest op zijn manier?”
We zijn in verschillende landen opgegroeid, hebben verschillende genen geërfd, verschillende gewoontes ontwikkeld en verschillende vriendschappen gesloten. We zijn allemaal verschillend. Maar, nog even in de woorden van de Grondwet in Zeventien Artikelen:
“Waarom stoort het ons, dat anderen anders denken dan ons? Hebben we niet allemaal onze eigen mening en denkt niet iedere geest op zijn eigen manier? Wat jij denkt dat goed is, vind ik niet goed. Wat ik denk dat goed is, vind jij niet goed. Wie heeft hier de wijsheid in pacht? Weet je het zeker dat ik me vergis? Kan ik er zeker van zijn dat jij je vergist? Zijn we niet beiden maar heel gewone mensen?”
Dat we allemaal gewone, feilbare wezens zijn, geldt ook voor onze familie, ouders en kinderen, broer en zus. En in breder perspectief ook voor bijvoorbeeld de Sovjet Unie en de Verenigde Staten. Allemaal heel gewone mensen.
Er zijn drie theorieën over het geboortejaar van prins Shôtoku. Sommigen zeggen het jaar 572, andere 573 en weer anderen 574. Hoe dan ook, ergens in het begin van de regeringsperiode van keizer Bidatsu aanschouwde hij het licht der wereld.
Zelf heb ik 8 jaar lang in Hôryûji(3) gestudeerd. Dat kwam omdat ik geen geld had. Of eigenlijk is het zo: Toen ik uit de Russisch-Japanse Oorlog terugkwam kreeg ik maandelijks een veteranenuitkering en daarbij nog eens een invalide rente. Maar mijn adoptie ouders hadden tijdens de oorlog schulden gemaakt en zouden deze terugbetalen van de uitkering die ze zouden krijgen zodra ik aan het front gevallen zou zijn. Echter ik keerde levend terug uit de oorlog. En toen eisten ze dat ik hun schulden vereffende met mijn veteranen- en invalidenuitkering. Zo stuurde ik hen maandelijks zoveel geld op als ik kon en behield slechts twee of drie Yen voor mezelf. Daarom kon ik niet in Tokyo gaan studeren, want toen was het - anders dan nu – niet gebruikelijk dat men bijbaantjes had. Geen geld, geen studie…
En in Hôryûji was het leven niet duur, ik moest slechts voor mijn eigen kostje zorgen, dat dan weer eens uit bonen, dan uit tarwe bestond. Zelfs vandaag voel ik me nog altijd zeer verbonden met prins Shôtoku. Want ik hoefde indertijd geen huur te betalen, ik moest slechts enkele keren per maand uithelpen op het kantoor van de tempel. Zo leek het alsof de prins Shôtoku mijn studie bekostigde.
Als de toenmalige abt Saeki Jôin (1867-1952) op reis ging, moest ik hem wel eens vervangen. Hij hield namelijk elk jaar ‘s zomers 100 dagen achter elkaar voordrachten over de Lotus soetra, de Srimala soetra en de Vimalakirti soetra(4). Ook tijdens deze 100 dagen verliet Saeki Jôin wel eens de tempel en moest ik voor hem inspringen bij de lezingen. Daarom moest ik veel lezen van en over prins Shôtoku. Ook vandaag de dag is nog veel in mijn hoofd blijven hangen van de prins Shôtoku, over de Hôryûji en over de Suiko-periode(5).
In wat voor een tijd werd prins Shôtoku geboren? Toen hij zeven jaar oud was, werd het boeddhisme in Japan langzaam aan bekend. Toen streden Mononobe-no-Moriya en Soga-no-Umako(6) nog of het boeddhisme wel of niet ingevoerd moest worden in Japan. Daarbij ging het hard tegen hard en uiteindelijk heeft Moriya het onderspit gedolven. Maar net toen het leek alsof hiermee het verhaal ten einde was, sloeg Umako –wiens tegenstander hem ontglipt was - door en probeerde zelfs bij de Keizerin ingang te vinden.
In deze roerige tijd importeerde Japan via het schiereiland Korea steeds meer culturele producten uit China en India. Japan was niet alleen maar op zichzelf gericht. Toen was het gebruikelijk dat de diplomatieke betrekkingen van buitenlanders die naar Japan emigreerde en de Chinese taal spraken, goed geregeld werden. Prins Shôtoku was de eerste die persoonlijk de diplomatieke post verzorgde. Toen de keizerin Suiko de troon besteeg, nam haar neef, prins Shôtoku de regeringszaken over. Hij was toen pas 19. Vanaf zijn negentiende heeft hij zich dertig jaar lang met de regering van Japan gemoeid.
In de eerste maand van zijn twaalfde ambtsjaar, heerste er grote oproer in het land. Daarop stelde hij aan het hof een hiërarchie met twaalf officiële rangen in en schreef drie maanden later de 17 Artikelen. Het tiende artikel luidde:
“Wat jij denkt dat juist is, vind ik niet goed. Wat ik denk dat juist is, vind jij niet goed. Zijn we niet beiden maar heel gewone mensen?”
De ministerpresident Nehru(7) noemde prins Shôtoku en Ashoka(8) - de koning van het oude India - voorbeelden van respectabele regeerders in de geschiedenis van de mensheid van oost tot west. Tot op heden zijn er niet zulke politici.
http://www.dogen-zen.nl/contents/nl/d18_gewone_mensen.html
Weet je zeker dat je deze post als spam wil rapporteren aan de beheerder?
Deze post wordt als spam gerapporteerd aan de beheerder van het forum. Bedankt!
Weet u zeker dat u dit topic wil verwijderen?